INLEIDING

The Lost Chord is geschreven voor iedereen die de harmonieleer in praktijk wil brengen op toetsinstrumenten in het algemeen en meer in het bijzonder op het orgel. Voor beginners zowel als voor ervaren spelers, zoals vakstudenten, biedt deze methode een overvloed aan oefenmateriaal, dat met zorg is gerangschikt om de ‘keyboard skills’ te bevorderen.

In Deel I ben ik ervan uitgegaan dat de lezer geen ervaring heeft met praktische harmonisatie. Wel veronderstel ik, dat hij of zij al enigszins gevorderd is als klavierspeler en met enig gemak een vierstemmige liedzetting kan lezen en spelen. Wie volhardt tot het einde van Deel III zal zich bekwamen in het harmoniseren van melodieën, in het improviseren van eenvoudige muzikale frasen en in het spelen vanaf een becijferde bas. Elke lezer zal zijn of haar eigen vertrekpunt moeten vinden in deze uitgebreide leergang.

Het oefenmateriaal in The Lost Chord verschilt in essentie niet van wat elders is aan te treffen, de wijze van presenteren wel. Om te beginnen wordt bij elke nieuwe stap niet méér theoretische kennis aangeboden dan op dat moment van belang is. Daarbij wordt de muzikale betekenis van de theorie zoveel mogelijk toegelicht; de lezer blijft zo niet steken in het leren van regels, maar stijgt daar bovenuit in een verrijkende muzikale ervaring. In de tweede plaats neemt de moeilijkheidsgraad maar zeer geleidelijk toe; bij elke stap zijn de vele oefeningen erop gericht de speler vertrouwen te geven in zijn of haar eigen praktische vaardigheden. Ten derde heb ik ernaar gestreefd de ontwikkeling van de taal van de harmonie in een historische context te plaatsen; dit streven is bepalend geweest voor mijn keuze van muziekvoorbeelden. Ik ben ervan overtuigd dat deze benadering een aantal opvallende tekortkomingen van veel andere uitgaven op het gebied van het praktisch harmoniseren compenseert.

Een gang door de harmonieleer staat in zekere zin gelijk aan een gang door de muziek- geschiedenis, althans door een deel daarvan. De harmonieleer van de klassieke tonaliteit kan worden beschouwd als een samenvatting en verklaring van de ontwikkeling van de West-Europese klassieke muziek van grofweg de 17e tot en met de 19e eeuw (tegenwoordig vaak met een Engelse term aangeduid als de ‘common practice period’). ‘Ontwikkeling’ staat hier niet gelijk aan vooruitgang, alsof er een vooruitgang zou zijn van primitieve naar geavanceerde muziek. De ontwikkeling van de West-Europese klassieke muziek is een verhaal van verandering: verandering van muzikale smaak, verandering van uitdrukkingsmiddelen; allerlei sociale en culturele factoren hebben daarbij een beslissende rol gespeeld. (Verandering van uitdrukkingsmiddelen zien we bijvoorbeeld terug in het feit dat de harmonisatie van een 19e-eeuwse melodie vraagt om meer verschillende akkoordtypes dan een koraal uit de baroktijd.)

De opbouw van The Lost Chord probeert een weerspiegeling te zijn van dit historische veranderingsproces. In Deel I worden vroege liederen uitsluitend met de drieklank in de grondligging geharmoniseerd. In Deel II komt een groter scala aan barokke liederen aan bod, waarbij het sextakkoord onmisbaar wordt. In Deel III vervolgen we onze weg met muziekvoorbeelden uit de 18e en 19e eeuw, waarbij het kwartsextakkoord en het septiemakkoord onmisbaar worden, en waarbij we ervaring opdoen met het behandelen van doorgangstonen en wisseltonen. Dit verklaart waarom de keuze en opeenvolging van onderwerpen in The Lost Chord afwijkt van die van andere harmonisatiemethoden. Akkoord- omkeringen bijvoorbeeld worden er niet achter elkaar ‘ingestampt’, maar worden één voor één ingeleid en besproken in relatie tot hun praktische en muzikale toepassing. Onze metgezel in dit alles is de becijferde bas, terwijl eenvoudige improvisatie-oefeningen het geheel completeren.

Ik hoop van harte dat The Lost Chord veel organisten, klavecinisten en pianisten zal stimuleren om hun eigen creativiteit te benutten bij het harmoniseren en improviseren. Daar komt nog bij dat een verbeterd inzicht in de harmonieleer een verbeterd inzicht in de te spelen literatuur met zich meebrengt, en wellicht een grotere leesvaardigheid doordat de speler de taal van de harmonie gemakkelijker hoort en begrijpt.

De weg die de speler moet bewandelen is echter kort noch gemakkelijk. Deze gids kan ook geen vervanger zijn van een docent die ooit deze zelfde weg heeft afgelegd. Laat de docent ook adviseren in het beluisteren van relevante muziek: hoe meer men zich bewust wordt van de muziekgeschiedenis achter deze methode, hoe makkelijker de evolutie van de harmonie in haar historische context kan worden geplaatst.

Stephen Taylor, Utrecht 2016

Terug